Martin van Rijn, Aedes-voorzitter: ‘Corporatie is constante factor in de wijk’
Als aftrap van deze nieuwe reeks een dubbelinterview met Aedes-voorzitter Martin van Rijn* op het kantoor van Aedes in Den Haag. Aedes is de koepelorganisatie voor woningcorporaties in Nederland, www.aedes.nl.
Hoe kennen jullie elkaar?
Martin van Rijn (MvR): ‘In de periode dat ik staatssecretaris van VWS in het kabinet Rutte II was, van 2012 tot 2017, nodigde ik kritische, en hiermee moedige, bestuurders uit het veld uit om mee te denken over de kwaliteit van zorg, en hoe we zorg kunnen verbinden met wonen en welzijn. Gijsbert, indertijd bestuurder van zorg- en welzijnsorganisatie Humanitas in Rotterdam, was lid van mijn Gideonsbende. We wisselden ideeën uit, met de benen op tafel, los van de bestaande belangen van de organisaties. Altijd vanuit de bedoeling: kwaliteit van leven.’
Gijsbert van Herk (GvH): ‘Martin had mij gevraagd als lid van zijn Gideonsbende. Ik vind het belangrijk om buiten de gebaande paden na te denken over de kwaliteit van zorg, in samenhang met wonen en welzijn. Los van het systeem, los van de bureaucratie, los van het belang van organisaties als Humanitas. Boos worden op het systeem helpt niet. De vraag is: wat kunnen we samen anders doen? Om het beter te doen voor de mensen. Daar gaat het om.’
Waar lig je wakker van in je werk?
MvR: ‘Dat is moeilijk kiezen. De opdracht voor corporaties is enorm. Voldoende betaalbare woningen, de verduurzaming, leefbare wijken. Verbinding tussen wonen, zorg en welzijn, van stenen naar de mens, is nog steeds een actueel thema. Corporaties voelen zich verantwoordelijk, maar zijn het niet helemaal. We hebben andere partners nodig om bewoners in de wijken te ondersteunen, de onderlinge samenwerking is nog steeds een zoektocht. En de leefbaarheid in wijken staat weer onder druk. We kennen geen extreme toestanden, zoals in de Parijse banlieus. We moeten er wel voor vechten om het niet zo ver te laten komen. Het aantal daklozen is substantieel. En het wordt niet minder. In een beschaafd land als Nederland moeten we dat niet willen. Voor veel meer mensen is een woning onhaalbaar. Jongeren die noodgedwongen bij hun ouders op zolder wonen, dat is echt niet wenselijk.’
GvH: ‘Ik kan figuurlijk wakker liggen van het aantal dakloze gezinnen in onze stad, zo’n 400 tot 500. Jongeren die geen eigen plek kunnen krijgen, daar maak ik mij ook druk om. We moeten echt stevig inzetten om het aantal woningzoekenden omlaag te krijgen, met veel oplossingen. We moeten niet alleen tempo maken met de bouw van nieuwe woningen, maar ook de bestaande woningen beter benutten, onder meer door de doorstroom te bevorderen.’
Verhuurderheffing afgeschaft
MvR: ‘Er is lange tijd te weinig gebouwd. We hadden Vinex-wijken gebouwd en dachten dat we klaar waren. Nee dus. De bevolkingsgroei – inclusief de migratie - was lang te laag geraamd. Corporaties hadden bovendien te weinig investeringsruimte – mede door de verhuurderheffing - om tempo te kunnen maken. Die heffing is afgeschaft. Ik prijs de bereidheid van de sector om een tegenprestatie te leveren, met concrete afspraken over aantallen te bouwen woningen, over verduurzaming.’
GvH: ‘Met de afschaffing van de verhuurderheffing, mede dankzij de inzet van Martin, zijn we het als corporaties aan onze stand verplicht om veel sneller in onze stad nieuwe woningen te bouwen en de leefbaarheidsaanpak weer een boost te geven. De corporatie is de constante factor in de wijk. Elke vier jaar kiezen bewoners een nieuw stadsbestuur. Maatschappelijke organisaties hebben om de zoveel jaar een nieuwe aanbesteding, en zorgkantoren werken met contracten van een jaar. Wij zijn er en blijven er. Bovendien komen onze medewerkers bij de mensen achter de voordeur. In onze stad per jaar al 43.000 maal. Elke keer is dat een kans om met mensen te praten en waar nodig hulp te bieden. Zo zorgen we er bijvoorbeeld voor dat mensen die getroffen zijn door de toeslagaffaire niet op straat komen te staan.’
Wat levert samenwerking op voor de stad en de bewoners?
MvR: ‘Corporaties maken onderdeel uit van een lokaal netwerk, van zorg en welzijn tot schuldhulpverlening, van energieleveranciers tot onderwijs. Corporaties kunnen het niet alleen, ze móeten samenwerken. Of ik een gouden formule heb? Die is er niet. Het is en blijft een zoektocht. Corporaties kunnen wel een voortrekkersrol op zich nemen. Zoals Gijsbert zegt: ze zijn de constante factor in de wijk en komen bij de mensen achter de voordeur. Als je naast de huurders staat, je in hun problemen verdiept, kan je ze helpen. Daarnaast zie ik mooie voorbeelden van een gebiedsgerichte aanpak, zoals Staedion in Den Haag Zuidwest oppakt, waarin veel partijen voor de lange termijn samenwerken: zoals corporaties, onderwijs, politie.’
GvH: ‘Aedes werkt landelijk samen met partners, van de Woonbond tot VNG, om afspraken te maken over onder meer nieuwbouw en verduurzaming. Als Staedion werken we lokaal samen. Een mooi voorbeeld vind ik Knooppunt Moerwijk, een gebied met veel potentie. Ik vind dat we voor de ontwikkeling van een gebied niet alleen naar de gemeente moeten kijken. Maar juist het initiatief moeten nemen met partners in de wijk, zoals onderwijs, zorg, cultuur, maar ook met partners die minder voor de hand liggen, zoals NS en ProRail om het gebied bereikbaar te maken en het Hoogheemraadschap om wijken klimaatbestendig te maken. En uiteraard in samenwerking met projectontwikkelaars en bouwers.’
Wat is een effectieve aanpak?
MvR: ‘Je hebt aanjagers nodig, bestuurders die op de problemen afstappen en met oplossingen komen. De voorbeelden die Gijsbert noemt: je hóeft het niet te doen, maar je kan er wél veel mee bereiken. En je hebt mensen nodig die vooruitkijken: wat is er op lange termijn goed voor de wijk en bewoners? Je kan daarbij twee kanten op: direct aan de slag met de problemen, en je dan afvragen wie de baas is, hoe je de governance organiseert. Of je gaat eerst nadenken hoe je de governance organiseert, maar dan blijf je al snel hangen in discussies over wie de baas is. We hebben slagkracht nodig, moedige bestuurders die hun nek durven uit te steken. Dat zorgt misschien voor discussies in eigen huis, maar het gaat erom wat je buiten, in de wijk, voor de mensen bereikt.’
GvH: ‘We kunnen wel mopperen op de landelijke of lokale overheid. Maar ik organiseer liever onze eigen rol voor en in onze wijk. Dat betekent dat ik bijvoorbeeld een afspraak maak met de directeur-generaal mobiliteit op het ministerie. Om na te denken over een visie op mobiliteit, hoe we Moerwijk goed bereikbaar kunnen maken. Maar ik heb ook contact met het museum Museon-Omniversum in Den Haag. We hebben voor hen een pand ter beschikking gesteld in Den Haag Zuidwest voor het MuseumLAB. Kinderen die nooit een museum bezoeken komen hier in aanraking met cultuur, natuur en wetenschap. Ik moet vaak uitleggen waarom we doen wat we doen. Mijn aanpak is: signaleren, verantwoordelijkheid nemen en initiatief tonen. As je dan ziet wat een initiatief als het MuseumLAB in de wijk voor de bewoners betekent, dan voel je je trots als Staedion.’
Hoe kijk je naar de toekomst van de sector?
MvR: ‘Corporaties zijn een belangrijk deel van de oplossing, we zijn nu ook in de positie om onze maatschappelijke bijdrage te leveren. Er wordt veel van ons verwacht. Op de korte termijn investeren we volop in betaalbare woningen, duurzaamheid en leefbare wijken. Die financiële ruimte is er nu. Onze huurders moeten merken dat we er voor hen zijn. Ik onderschrijf de visie ‘van stenen naar mensen’ voor 100 procent. Als er geen corporaties zouden bestaan, zouden we ze uitvinden. Maar we moeten een inhaalrace maken. Door bijvoorbeeld achterstallig onderhoud of schimmel in woningen aan te pakken. Op de langere termijn lopen we echter tegen een muur op. Hoe kunnen we duurzaam blijven presteren? Ook over 10 tot 20 jaar? Hoe kunnen we zekerheid hebben, maximaal presteren en daarvoor voldoende middelen hebben? Die gesprekken zijn nu actueel.’
GvH: ‘Je kan als sector met de handrem erop blijven kijken, maar als corporatie kunnen we het verschil maken voor mensen in de wijk. Ik zie de corporatie als Zwitserland, met een neutrale positie in dorp en stad. We kunnen veel doen voor de mensen in de buurten, maar hebben geen aandeelhouders die snelle euro’s willen verdienen. Die positie moeten we uitbuiten. Daarbij moeten we meer aan de buitenwereld laten zien wat wij als corporaties voor elkaar krijgen. We mogen wel wat minder bescheiden en meer zichtbaar zijn. Zichtbaar met de projecten die wel al doen in de wijken en projecten die gepland zijn.’
*Martin van Rijn neemt eind dit jaar na vier jaar afscheid als Aedes-voorzitter.
Interview en tekst: Lisette Vos